Op papier stond er zaterdagmiddag een ‘reguliere’ wedstrijd op het programma: Vrone 3 tegen VV Opperdoes 3. Maar wie erbij was, weet dat dit geen voetbalwedstrijd was. Dit was een toneelstuk. Een dorpsklassieker in drie bedrijven: tragisch, absurdistisch en – heel even – heroïsch. Met in de hoofdrol: twaalf Opperdoezen, een veld dat meer op een strand leek dan op gras, en een scheidsrechter die zonlicht blijkbaar als geldig excuus voor doofheid zag.
Het begon nog hoopvol. Tot minuut 7. Een diepe bal van Vrone, duidelijk buitenspel. De vlag van de Opperdoezer grens ging omhoog met meer overtuiging dan de aanvoerder van Vrone het hele seizoen heeft uitgestraald. Maar de scheidsrechter — verblind door de zon, of gewoon door eigen ego — negeerde het signaal volledig. 1-0. En dat was precies het moment waarop je aan alles voelde: dit wordt een middag vol zweet, zand en zinloos verzet.
Vrone liep vrijuit te combineren over wat officieel het hoofdveld moest voorstellen, maar in de praktijk meer weg had van een uitgedroogd bouwterrein. Zeker in de doelgebieden was het zoeken naar grassprietjes zoals je vroeger naar je sleutels zocht op Lowlands: hoopvol, maar kansloos.
De 2-0 tot en met 4-0 waren in het beeld van de 1e helft. Maar het dieptepunt kwam bij de 5-0. Een speler van Vrone, op zoek naar een doelpunt of een Oscar, stond twee meter voor Rene Klaver, mikte bewust op diens arm en joeg de bal er keihard tegenaan. Hands, volgens de scheids. Penalty. Rene stond erbij alsof hij net beschuldigd werd van belastingontduiking terwijl hij alleen een bloemetje kwam brengen. De bal ging op de stip. Natuurlijk.
Rust. 5-0. De scheids dronk Spa Rood met een glimlach. De vlagger van Opperdoes zat met z’n hoofd in de handen, de rest keek vooral naar de grond, die trouwens voor het grootste deel uit zand bestond.
Maar in de tweede helft gebeurde er iets. Tegen beter weten in. Tegen alle logica. Frank Zwaan, de kilometervreter met het loopvermogen van een postbode met liefdesverdriet, schoot de 6-1 binnen. Even later maakte Jeroen Bakker de 6-2. Kort werd er gepraat langs de lijn. Opgelucht gelachen zelfs. Maar toen viel Bakker uit. Geblesseerd. Geen wissels meer. Alleen nog elf mannen — waarvan het leek Gideon Smit op één been speelde, want de andere had kramp en Klaas Pieter Groot eruitzag alsof hij net van een survivaltocht was teruggekeerd, want ook kramp.
En ja hoor: de 7-2 en 8-2 vielen nog. De laatste met een overduidelijke handsbal van Vrone. Dit keer géén zon in de ogen. Dit keer geen twijfel. Alleen protest. Fel, terecht, en luid. Maar de scheids wuifde het weg alsof hij in de verte een bus probeerde aan te houden. Onverstoorbaar. Onuitstaanbaar.
En dan, in het midden van de storm: Hans Klopper. De man, de mythe, de terugkeer. Geen flitsende acties, wel 90 minuten lang zwoegen op een veld waar je normaal gesproken geen honden op uit zou laten. Hij bleef staan. Hij verliet het veld onder het stof, onder het zweet, maar met opgeheven hoofd. En daarmee symboliseerde hij alles wat Opperdoes 3 is.
Want dit elftal speelt niet voor de stand. Niet voor de schoonheidsprijs. Ze spelen omdat het moet. Omdat het hoort. Omdat ze er zijn. Week in, week uit. Zelfs als het veld een zandbak is. Zelfs als de scheids niet kijkt. Zelfs als je al na zeven minuten weet hoe laat het is.
Ze verloren met 8-2. Maar ze vlagden. Ze protesteerden. Ze scoorden. En ze waren er. En soms, heel soms, is dat genoeg.
Zaterdag 12 april | |
Vrone 3 | 8 |
Opperdoes 3 | 2 |
Doelpuntenmakers: | |
Frank Zwaan | 1 |
Jeroen Bakker | 1 |